In 2025 ontwikkelt het netwerk landbouwcollecties een landelijke thesaurus voor roerend agrarisch erfgoed. Deze thesaurus biedt een cruciale basis voor het behouden, registreren en beter begrijpen van agrarische objecten die samen het verhaal van de Nederlandse landbouw vertellen.
Door: Marieke van Bommel (Erfgoed Gelderland)
Historische ploegen, dorsmachines, wanmolens, strohakselaren en rijenkapers – ze zijn misschien niet allemaal even bekend, maar samen vertellen ze het verhaal van de Nederlandse landbouw én van het landschap zoals we dat vandaag de dag kennen. Al duizenden jaren vormt landbouw het landschap, van de esdekken in Drenthe en Gelderland tot de strakke kavels in de Noordoostpolder.
Historische landbouwwerktuigen – ofwel roerend agrarisch erfgoed – zijn tastbare getuigen van dit verleden. Ze helpen ons niet alleen het landbouwverleden beter te begrijpen, maar bieden ook waardevolle inzichten voor hedendaagse opgaven zoals bodemgebruik, duurzaamheid en landschapsonderhoud.
Wat er nog aan roerend agrarisch erfgoed bestaat, bevindt zich echter verspreid over musea, heemkundekringen en particuliere verzamelingen. Een landelijk overzicht ontbreekt. Bovendien verkeert een deel van deze objecten in slechte staat en wordt kennis vaak niet gedocumenteerd. De oudere generatie eigenaren beschikt over waardevolle expertise, maar deze kennis dreigt verloren te gaan.
Gemeenschappelijke taal
Digitalisering en registratie zijn belangrijk om dit erfgoed en de kennis hierover te behouden, maar daarvoor is eerst helderheid nodig: welke objecten zijn er, hoe worden ze genoemd, en hoe verhouden ze zich tot elkaar? Daarvoor ontwikkelt het netwerk landbouwcollecties een thesaurus: een digitale termenlijst die één gemeenschappelijke taal vormt voor collectieregistratoren en beheerders.
Dat is nodig, want agrarisch erfgoed is bij uitstek streekgebonden: objecten verschillen per regio sterk in naam, vorm en functie. Wat in Friesland in de 19e eeuw een veelgebruikt werktuig was, kan in Zeeland onbekend zijn gebleven. Bovendien verschilt de terminologie van streek tot streek: eenzelfde object kan in Overijssel een andere naam dragen dan in Brabant of Groningen.

De thesaurus biedt hiervoor een oplossing door één gemeenschappelijke taal te creëren, met ruimte voor lokale variaties. Streekgebonden termen worden gekoppeld aan bredere, gestandaardiseerde begrippen. Zo komt een collectieregistrator uit Noord-Brabant die zoekt op peeënskupkes automatisch terecht bij de breder gedragen term bietenlichters. Dit maakt het mogelijk om collecties uit heel Nederland met elkaar te verbinden, onderling te vergelijken en beter te begrijpen.
Verbinden, behouden, delen
De thesaurus wordt onderdeel van het nationale termennetwerk en wordt bruikbaar binnen verschillende collectieregistratiesystemen. Dat maakt het voor collectiebeheerders eenvoudiger om objecten eenduidig vast te leggen. Door het gebruik van gestandaardiseerde termen en unieke identifiers sluit de thesaurus aan bij de principes van linked open data. Zo kunnen collecties digitaal met elkaar worden verbonden, ook over de grenzen van instellingen heen. Dit versterkt de onderlinge samenhang én vergroot de houdbaarheid, bruikbaarheid en zichtbaarheid van agrarisch erfgoed binnen bredere erfgoednetwerken.
Dit initiatief komt voort uit het netwerk landbouwcollecties, waarin onder meer de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, het Fries Landbouwmuseum, het Nederlands Openluchtmuseum, Erfgoed Gelderland, Erfgoed Brabant, Erfgoedhuis Zuid-Holland en Museumfederatie Fryslân samenwerken. De thesaurus wordt ontwikkeld onder penvoering van Erfgoed Gelderland.