Parade van 12 panels in het Trippenhuis
Hoe veranderen gedurende de levensloop facetten als inkomen, gezondheid, en normen en waarden? En hoe verhouden deze aspecten zich tot elkaar? Longitudinaal panelonderzoek maakt het mogelijk dit soort vragen te onderzoeken. Donderdag 8 september presenteerden een aantal van de belangrijkste Nederlandse longitudinale panels zich op de jaarbijeenkomst van het Nederlandstalig Platform voor Survey Onderzoek (NPSO).
In de keynote presenteerde Jon Burton (Universiteit van Essex) het Britse longitudinale panelonderzoek ‘Understanding Society’. Dit internationaal toonaangevende panelonderzoek volgt jaarlijks de leden van zo’n 40 duizend Britse huishoudens. Vervolgens kwamen in twee parades elf Nederlandse panels voor het voetlicht. Aan de sprekers was gevraagd om in hun presentatie in te gaan op een bepaald aantal aspecten, met name op de gebruiksmogelijkheden en de uitdagingen die je als panelonderzoeker tegenkomt. Het programma was met elf panels een beetje vol, maar juist het feit dat alle panels dezelfde issues behandelden, werd door de deelnemers aan deze dag zeer gewaardeerd. Na de panelpresentaties ging Peter Lugtig van de Universiteit van Utrecht in op het issue van paneluitval en besprak Jurjen Iedema (Sociaal en Cultureel Planbureau) hoe je dit soort data het beste kan analyseren.
Hoewel heel verschillend van doelgroep of onderwerp, lopen bijna alle panels tegen dezelfde zaken aan. Deze bijeenkomst gaf de mogelijkheid om ervaringen uit te wisselen en contacten voor mogelijke samenwerking te leggen. Tijdens de discussie werd aan het NPSO geopperd om een vervolgbijeenkomst te organiseren, waarin dieper op deelaspecten van panelonderzoek kan worden ingegaan.
npso.net
Open digitaal erfgoed heeft enorme reikwijdte
Het digitaliseren van cultureel erfgoed in Europa verloopt volgens plan, aldus de EU. Eind juni kwamen onder de vlag van het Nederlands EU-voorzitterschap zo’n 250 mensen uit de Europese cultuur- en erfgoedsector bijeen om samen met eindgebruikers uit onder andere de creatieve industrie en onderzoekswereld bij te praten over het gebruik en de impact van deze digitale content.
De eerste dag van de conferentie bracht weinig schokkende of nieuwe inzichten. Het was vooral een bevestiging van de mantra’s die de laatste jaren in digitaal erfgoedland te horen zijn. Neem zichtbaarheid, verspreiding en hergebruik van collecties als uitgangspunten, betrek vooral het publiek bij die missie en werk samen met andere instellingen. De enorme reikwijdte en impact van een goed uitgevoerd open collectie(beleid) werd niet alleen geïllustreerd door het immer inspirerende (én onvermijdelijke) Rijksmuseum, maar ook door cases uit Spanje, Noorwegen en Vlaanderen (debeeldcapsule.be).
Waar ik persoonlijk heel erg blij van werd, is de inmiddels brede erkenning van de rol die de Wikipedia-beweging speelt in dit geheel. Werd die een paar jaar geleden nog niet erkend of zelfs genegeerd, anno nu is Wikipedia niet meer weg te denken als het gaat om het breed zichtbaar en herbruikbaar maken van erfgoed. De tientallen succesvolle samenwerkingsverbanden tussen de Wikipedia-community en erfgoedinstellingen in heel Europa spreken wat dat betreft boekdelen.
Google timmert met zijn Cultural Institute lekker aan de weg, maar de ING-bank zou ik nou niet meteen met erfgoed associëren. Op dag twee moest ik dus alsnog even rechtop gaan zitten in de sessie over publiek-private samenwerking. Hun Next Rembrandt, een 3D-geprint schilderij gebaseerd op big data van Rembrandts oeuvre, werd voor de gelegenheid tentoongesteld, voorzien van bijbehorende presentatie over het culturele sponsorbeleid van de bank. De ochtendsessie werd afgesloten met een uitleg overPERSIST, het digitale duurzaamheidsprogramma van de Unesco. De middag had een werkbezoek aan het EYE-filminstituut in Noord in petto: qua architectuur, buzz en collectie een aanrader!
Ready to reach out: Connecting cultural heritage collections and serving wider audiences, 29 & 30 juni, Amsterdam
Groeiend DH2016 zoekt naar inclusiviteit
Begin deze zomer troepten in Krakau een week lang een ongezien aantal onderzoekers samen voor de jaarlijkse hoogmis van de Digital Humanities. Met meer dan negenhonderd deelnemers was dit het drukstbezochte Digital Humanities-congres tot nu toe. De Poolse organisatie bleek echter op alles voorbereid en verzorgde een uitstekende vijfdaagse. Ook Nederland was goed vertegenwoordigd en mocht aan het eind van het congres bij monde van Arjan van Hessen aankondigen dat DH2018 in Utrecht plaatsvindt.
De keynotes vielen tegen dit jaar. Agnieszka Zalewska kon niet inzichtelijk maken wat de digitale geesteswetenschappen moeten leren van CERN en Helen Agüera stelde teleur door niet veel verder te kijken dan een geschiedenis van het Text Encoding Initiative (TEI) inrelatie tot haar eigen loopbaan. Enkel Claire Warwick wist enigszins te beklijven met haar reflecties op de verschillen tussen digitale en papieren leescultuur.
Gelukkig viel op het niveau van de gemiddelde lezing en poster minder aan te merken: voor elk wat wils, van experimenteel tot gevestigd, van multidisciplinair totspecialistisch. Bovendien hebben sommige deelterreinen intussen dusdanig veel aantrekkingskracht of maturiteit dat ze de hoofdmoot vormden van meerdere sessies en het daarmee mogelijk werd je een conferentie lang onder te dompelen in uitsluitend de stylometrie of enkel de ontwikkelingen op het audiovisuele vlak. Hierin schuilt wel een gevaar. Deze conferentie hoort ook een plaats te zijn waar onverwachte kruisbestuivingen tot stand komen en dat wordt bemoeilijkt met deze verkaveling.
Dit congres kent ook een sterke onderstroom die ijvert voor meer inclusiviteit. De ophef van vorig jaar in Sydney over de ‘mannenparade’ tijdens de opening kreeg zijn weerslag in verschillende sessies en paneldiscussies, maar ook, en niet onomstreden, in de aankondiging van een officiële Frans-Engelse editie in Montreal volgend jaar.
dh2016.adho.org