Van oudsher ligt de focus bij schilderkunst op het materiaal. Een gemiste kans, volgens Liselore Tissen, die met haar promotieonderzoek de meerwaarde van 3D-reproducties laat zien.
“Begrijp me niet verkeerd: materiaal doet er natuurlijk toe. Zonder materiaal geen reproducties. Maar een kunstwerk is meer dan dat.” Afgelopen oktober promoveerde Liselore Tissen cum laude aan de Universiteit Leiden en Technische Universiteit Delft op haar onderzoek naar de impact van 3D-geprinte reproducties van schilderijen op de authenticiteit van het origineel. Ze concludeert dat we moeten breken met de focus op het materiaal.
“Je kunt een kunstwerk in een context plaatsen”, geeft ze als voorbeeld. “Is een reproductie van een altaarstuk dat in een kerk staat bijvoorbeeld niet authentieker dan het origineel in een museum? Daar heeft zijn functie weer, alleen het materiaal klopt niet.” Of: in de moderne kunst vergaat het werk vaak, maar bewaren we toch het materiaal – meestal tegen de wens van de kunstenaar in. “Is een reproductie dan niet een goede manier om zowel het materiaal als het concept van de kunstenaar te conserveren?”

Rijkere ervaring
In haar onderzoek bekeek Tissen de mogelijkheden van 3D-producties in verschillende vakgebieden. Zoals in de materiaalkunde en technische kunstgeschiedenis, waar een reproductie kan laten zien hoe een kunstwerk er direct na het schilderen uitzag, voordat pigmenten verkleurden. Of in de conservering en restauratie, waarin ethische dilemma’s over later aangebrachte verflagen of restauraties spelen: met reproducties zou je verschillende versies van hetzelfde werk kunnen hebben. Daarmee kunnen we niet alleen een beter begrip van het origineel krijgen, maar ook restauratie-ingrepen visualiseren en testen.
Ze keek ook naar de museumpraktijk en de interactie met de museumbezoeker, waarin een reproductie die aangeraakt mag worden, zorgt voor een rijkere ervaring. “Inmiddels heb ik zo een paar tentoonstellingen mogen maken”, vertelt de onderzoekster. “En dan zie je dat je mensen met reproducties meer kunt vertellen, door de multisensorische ervaring waardoor lappen tekst niet meer nodig zijn of doordat je iets ziet wat je in het echt niet kunt zien. Bij veel grote tentoonstellingen sta je toch vooral tegen de achterhoofden van andere bezoekers aan te kijken.”

Engagement
Musea stonden bij aanvang van haar onderzoek, dat in 2018 als masterscriptie begon, niet te springen om mee te werken, maar Tissen bleek de tijd aan haar zijde te hebben. “Musea waren bang voor waardeverlies en dachten dat het publiek hier niet op zat te wachten. Maar tijdens de pandemie bleek het engagement met kunst juist toe te nemen, terwijl mensen de originelen niet konden zien. Toen begrepen ze het beter, al gaat het nog steeds wel vaak traag.”
Ook geesteswetenschappers reageren doorgaans niet direct enthousiast. “Zij willen het liefst zelf in de oude boeken duiken en denken dat je veel van de technologie moet weten, maar dat is helemaal niet nodig. Het is allemaal niet zo eng, er is juist heel veel mogelijk, als je maar open staat voor elkaar en goed communiceert. Dat wil ik met mijn proefschrift laten zien.”
Tissens proefschrift verschijnt begin 2026 in boekvorm bij uitgeverij Brill. Daar zijn dan ook hoofdstukken over restitutie, verantwoord datagebruik en klimaatimpact van 3D-scans en -prints aan toegevoegd.