‘Online op bezoek in een zeventiende-eeuws atelier’

Hoogleraar op de Rijksmuseumleerstoel Atelierpraktijken en Technische Kunstgeschiedenis prof. dr. Erma Hermens spreekt over de evolutie van het vakgebied en de rol van digitale middelen daarin.

“Technische Kunsthistorici onderzoeken het maakproces van een erfgoedobject. Ze ontleden als het ware het object en stellen zich daarbij vragen over bijvoorbeeld de gebruikte materialen, technieken en gereedschappen, over degradatieprocessen. De onderzoeksvraag, doorgaans kunsthistorisch van aard, komt voort uit het object zelf. De methodiek om deze vraag te beantwoorden, is inherent interdisciplinair. Technische Kunsthistorici ontlenen aan steeds meer disciplines kennis, methoden en technieken, zowel binnen de Geesteswetenschappen als de Natuurwetenschappen.”

Sneeuwbaleffect

Communicatie staat centraal binnen Technische Kunstgeschiedenis. Technisch Kunsthistorici moeten vooral weten welke wetenschappelijke analyses een specifiek onderzoek verder helpen en bij wie ze daarvoor kunnen aankloppen. Als voorbeeld beschrijft Hermens een actueel onderzoek. “In de collectie van het Rijksmuseum bevindt zich een schild van een reuzenschildpad met daarop een schildering van Prins Frederik Hendrik van rond 1630. Een curiosum want die dieren komen hier niet voor. Vanuit Technisch-Kunsthistorisch perspectief is het interessant om te weten waarom de schilder dat portret op die drager maakte. Daartoe doen we samen met een schildpaddenexpert DNA-analyse om de soort te achterhalen. Het leefgebied van de soort geeft informatie over 17de-eeuwse handelsroutes. Het is ook interessant om te weten of de schilder het schild heeft bewerkt voordat hij het als ‘canvas’ gebruikte. Om dit te kunnen zien, gebruiken we scanningtechnieken. We bestuderen ook de bredere context van het object, zoals de relatie met natuurhistorische verzamelingen van die tijd, de symbolische betekenis van schildpadden en andere portretten van Frederik Hendrik. Zo’n vraagstuk veroorzaakt dus een sneeuwbaleffect waarbij steeds onderzoekers uit andere disciplines onderdeel van het team uitmaken. Dat levert een heterogene verzameling data op. De integratie en interpretatie van die data is de kern van dit vakgebied.”

In de collectie van het Rijksmuseum bevindt zich een schild van een reuzenschildpad met daarop een schildering van Prins Frederik Hendrik van rond 1630. Onderzoekers uit verschillende discipines werken samen aan de integratie en interpretatie van de data van dit erfgoedobject. credits Rijksmuseum, objectnummer NG-NM-2970

Een eigen CT-scanner

“Samenwerking met datawetenschappers is cruciaal,” vervolgt Hermens. “Er is grote behoefte aan digitale technieken en tools, ontworpen rondom de specifieke vereisten voor de analyse van objecten en de betekenisvolle integratie en duiding van de resulterende data. Daarin liggen ook kansen voor de datawetenschap. Zo werken we in het door NWO gefinancierde NICAS-project CT for Art: from Images to Patterns (IMPACT4ART) samen met het CWI aan de doorontwikkeling van CT-scanningtechnologie en -datamodellering. Hiermee kunnen we de binnenkant van erfgoedobjecten bestuderen door ze virtueel uit elkaar te halen. We kunnen dan bijvoorbeeld sporen van gebruikt gereedschap opsporen en die vergelijken met sporen uit andere objecten. Zulk kwantitatief onderzoek legt nieuwe kennis bloot over ambachtelijke technieken. Om dat onderzoek in te bedden, krijgt het Rijksmuseum een eigen CT-scanner, gebaseerd op het Flex-ray lab van het CWI. Een primeur voor de Nederlandse kunstmusea.”

Het maakproces

Dat erfgoedinstellingen steeds meer objecten en kennisbronnen digitaal beschikbaar stellen, draagt bij aan de ontwikkeling van het vakgebied, aldus Hermens: “Mijn onderzoek richt zich onder andere op wat ik de ‘choreografie van het maakproces’ noem: de vaak complexe taakverdeling in het atelier en opeenvolging van beslissingen en handelingen die kunstenaars en ambachtslieden volgden bij de vervaardiging van hun product. Dit maakproces staat vaak deels vastgelegd in kunstenaarshandleidingen, het Rijksmuseum bezit zo’n 1500 van deze handleidingen. Veel stappen in het maakproces berustten echter ook op zogenaamde tacit knowledge: technische kennis gebaseerd op jaren ervaring, leidend tot een directe hand-mind verbinding die zich moeilijk schriftelijk laat vastleggen. Die kennis proberen we te achterhalen met analyse en reconstructies. Het volledige maakproces openbaart zich door gedigitaliseerde kunstenaarshandleidingen te combineren met het object en de verzamelde data over tacit knowledge.”

“Er is grote behoefte aan digitale technieken en tools, ontworpen rondom de specifieke vereisten voor de analyse van objecten en de betekenisvolle integratie en duiding van de resulterende data. Daarin liggen ook kansen voor de datawetenschap.”
foto Bart van Vliet

Scherpere definitie

De positionering van het vakgebied is een belangrijk vraagstuk voor de nabije toekomst, volgens Hermens. “Men beweert dat Technische Kunstgeschiedenis de Kunstgeschiedenis van de eenentwintigste eeuw is. Persoonlijk zie ik dat anders, er zijn immers andere takken binnen de Kunstgeschiedenis waar het maakproces een kleinere rol speelt. Maar er is veel discussie over de logische plaats van technisch kunsthistorisch onderzoek. De inbedding ervan binnen het brede onderzoeksveld is de uitdaging voor de komende tijd. Misschien moeten we niet spreken van een afzonderlijk vakgebied maar over een interdisciplinaire methode binnen het domein van de Kunstgeschiedenis. Met het erfgoedobject als vertrekpunt, zie ik de Technische Kunstgeschiedenis, opererend op het snijvlak van kunst en wetenschap, als primaire vragensteller over het maakproces, waarbij binnen én buiten de grenzen van dat gebied wordt gezocht naar de antwoorden. Interdisciplinaire samenwerking met bijvoorbeeld Wetenschapsgeschiedenis, Restauratie, Conservation Science, Antropologie, afhankelijk van de vraagstelling, is cruciaal. Een scherpere definitie van Technische Kunstgeschiedenis als een interdisciplinaire methodologie die helpt om het belang van het onderzoeksgebied en de verdere ontwikkeling daarvan te onderstrepen, is daarbij essentieel.”

“En”, besluit Hermens, “we willen de relevantie van het vakgebied meer onder de aandacht brengen bij het publiek. Daarvoor kijken we naar integratie van de onderzoeksresultaten in grotere initiatieven. Denk bijvoorbeeld aan Time Machine. Daarin kun je virtueel een vroegmodern woonhuis binnengaan. Op basis van de verrijkte kunstenaarshandleidingen zouden we mensen een zeventiende-eeuws atelier kunnen laten binnentreden. Ze zouden de choreografie in zo’n werkplaats kunnen ervaren en de gemaakte objecten virtueel ontleden. Zou dat niet fantastisch zijn?”

lookingthroughartblog.wordpress.com

Erma Hermens

Erma Hermens is hoogleraar op de Rijksmuseumleerstoel Atelierpraktijken en Technische Kunstgeschiedenis aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam. Ze studeerde Kunstgeschiedenis en Italiaans en promoveerde in de Kunstgeschiedenis aan de Universiteit Leiden. Ze is tevens opgeleid tot en werkte als schilderijenrestaurator. Van 2006 tot 2016 was Hermens Associate Professor aan de Universiteit van Glasgow, waar zij het masterprogramma in Technische Kunstgeschiedenis opzette. Naast haar Hoogleraarschap is zij sinds 2016 senior onderzoeker Technische Kunstgeschiedenis bij het Rijksmuseum. Hermens is lid van de wetenschappelijke commissie van het Netherlands Institute for Conservation, Art and Science (NICAS).