Lihe, Lilek en Lekwi . Geen top 3  van moderne jongens- of meisjesnamen, wél de afkortingen van indicatoren die gebruikt worden in de jaarlijkse CBS-monitor energiearmoede.

Nu het bij de kassa van de supermarkt steeds pijnlijker wordt om het af te rekenen bedrag te horen, we middenin de winter zitten en de energieprijzen ongekende hoogten bereiken, wint het begrip ‘energiearmoede’ aan populariteit. Maar wat is dat eigenlijk, ‘energiearmoede’? Volgens ‘Van Dale’  luidt de definitie: “Armoede die het gevolg is van sterk stijgende of gestegen energiekosten”. Een begrijpelijke uitleg, maar om de omvang ervan te kunnen meten en monitoren, is meer nodig dan alleen deze eenvoudige verklaring. Om een beeld te krijgen van de mate waarin wij in ons kleine kikkerlandje aan energiearmoede lijden, deed het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in opdracht van het ministerie van Economische zaken en klimaat (EZK) en in samenwerking met de ministeries van Binnenlandse – en Sociale Zaken en TNO hier onderzoek naar. Moeten ‘we’ echt kiezen tussen in de kou zitten of gaan slapen met een lege maag of valt het allemaal wel mee? En in hoeverre beschikken ‘we’ over voldoende  financiële middelen om onze huizen te verduurzamen? In de loop van het eerste kwartaal (2023) verschijnt de ‘Monitor Energiearmoede’ met de cijfers over 2019 en 2020. Een doorrekening van de prijzen voor 2022 wordt gelijktijdig door TNO gepubliceerd. Voor nu een opwarmertje door een klein tipje van de  (onderzoeks)sluier op te lichten.

Indicatoren

Voor de ontwikkeling van de Monitor heeft het CBS als uitgangspunt de TNO-studie ‘De feiten over energiearmoede in Nederland’ uit 2021 en de energiearmoede-indicatoren genomen. Deze indicatoren zijn door het CBS verder ontwikkeld om ze beter te laten aansluiten op de elders gehanteerde inkomensdefinities van het CBS en om een betere schatting te kunnen maken van de energetische kwaliteit van woningen. Concreet gaat het om de indicatoren:

  • Hoge energiequote (HEq): huishoudens waarbij de energierekening als aandeel van het inkomen (te) hoog is.
  • Laag inkomen, hoge energierekening (LIHE): huishoudens met een laag inkomen en hoge energiekosten.
  • Laag inkomen, lage energetische kwaliteit (LILEK): huishoudens met een laag inkomen en een slechte energetische kwaliteit van de woning.
  • Lage energetische kwaliteit, weinig investeringsmogelijkheden (LEKWI): huishoudens met een slechte energetische kwaliteit van de woning en weinig mogelijkheden om deze woning zelf te verduurzamen.
  • De combinatie van LILEK en LIHE (LIHELEK).

In de loop van 2023-2024 wordt een kernindicator ontwikkeld voor het bepalen van de grenswaarde(n) van een (te) Laag Residueel Inkomen (LaRI).

Deze indicatoren brengen samen het begrip energiearmoede op een heldere en samenhangende manier in kaart. Maar welk bestand ligt ten grondslag aan dit onderzoek?

Populatie en methode

Het microdatabestand voor de monitor energiearmoede is een thematisch analysebestand gebaseerd op de Woonbase. In de Woonbase is vastgelegd wie gedurende een jaar met welke huishoudleden in welke woning woont, gespecificeerd naar tal van kenmerken van personen, huishoudens en woningen. Dit woononderzoek op basis van integrale gegevensbronnen is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Door gebruik te maken van de Woonbase sluit de monitor Energiearmoede aan op recente, integraal beschikbare cijfers over de woningmarkt.  De populatie bestaat uit woningen met precies één huishouden op 1 januari van het verslagjaar, waarbij huishoudens zonder bekend inkomen, institutionele huishoudens en studentenhuishouden zijn uitgesloten.

Tot zover het ‘voorproefje’.  De monitor is te raadplegen op de website van het CBS: Monitor Energiearmoede in Nederland, 2019 en 2020 (cbs.nl). De studie van TNO is te vinden op:Energiearmoede voorkomen | TNO .