In bijna elk overleg waar ik aan deelneem, komt de vraag langs: wie doet eigenlijk wat op het terrein van onderzoeksdata? Soms is het ook echt een verzuchting: hoe komen we nu echt verder met de ontwikkeling van diensten voor onderzoeksdata als er zo veel initiatieven tegelijk lopen?
Door Anja Smit

Zeker, de digitalisering van de wetenschap en de open science agenda’s van instellingen en financiers (NWO, Europese Commissie) leiden ook voor de alfa- en gammawetenschappen tot een scala aan programma’s op het terrein van (FAIR) onderzoeksdata. En dat is natuurlijk erg fijn op een belangrijk terrein waar nog zó veel te ontwikkelen valt. 

Maar wie nu een visie en plannen wil ontwikkelen, of zelfs concrete projectdoelen wil formuleren, heeft er best een klus aan om onontgonnen terrein te identificeren en dubbel werk te voorkomen. Want er wordt volop geëxperimenteerd en uitgeprobeerd: elke editie van E-Data staat er vol mee, en terecht! Dit betekent dat tools, ordeningen en onderdelen van digitale infrastructuren dicht bij wetenschap ontwikkeld worden; in veel gevallen ook in teamverband waarin diverse kennis en ervaring samenkomt met die van de gebruiker, de onderzoeker.

En al die experimenten zijn ook nodig omdat er nog geen gezamenlijk beeld is van de meest optimale infrastructuren en diensten en van de weg(en) daarnaartoe: Wat kan bijvoorbeeld het beste ontwikkeld worden binnen wetenschapsdisciplines en wat misschien via opschalen van generieke oplossingen? Menno Rasch gaf daar in zijn column in dit blad, oktober 2023, ook een mooi voorbeeld van: is het misschien ook zinvol diensten te ontwikkelen langs de lijn van de rol van data in onderzoek en dus de omgang met data? En natuurlijk maken AI en ML vooruitkijken nog ingewikkelder.

Zelf denk ik dat deze veelheid van initiatieven en experimenten op het terrein van onderzoeksdata erbij hoort, nu. Want we staan pas aan het begin van een ontwikkeling. In een stadium zoals dat waarin geleerden elkaar nog brieven schreven om hun kennis uit te wisselen en er nog geen tijdschriften bestonden om dat proces te structureren. Waarin brieven nog geen wetenschappelijke artikelen waren en marktpartijen die kennisdeling nog niet konden organiseren, harmoniseren en uiteindelijk monopoliseren. Kortom, het stadium waarin de op­lossingen, hoe onvoldragen ook, nog gestuurd worden binnen het publieke domein en niet door (com­merciële) financiële business cases. 

Daarmee is deze fase, waarin we ook binnen het publieke domein oplossingen kunnen zoeken, dicht bij de wetenschap, mijns inziens van grote waarde. De diversiteit in biedt ruimte voor keuzes die optimaal aansluiten bij wat de wetenschap nodig heeft om te innoveren. En opdrachtgeverschap binnen het publieke domein zorgt voor publieke waarden als fundament.

Tegelijk is natuurlijk de roep om consolidatie, samenwerking langs duidelijke lijnen absoluut zinvol en ook nodig. Immers, we kunnen onmogelijk alle experimentele oplossingen in leven houden en ook de beschikbare middelen zinvol besteden. Laten we dus blijven proberen zicht te krijgen op wie nu eigenlijk wat doet op het terrein van onderzoeksdata én onze eigen goede ideeën met anderen blijven delen, ofwel: samen innoveren. 

Anja Smit is directeur van DANS, Instituut van KNAW en NWO. DANS is expertisecentrum en dienstverlener op het terrein van onderzoeksdata. Ze geeft de column door aan Alastair Dunning.